Pleasant memories

December 7, 2023

While I had to monitor the charging of the new service battery (LiFePo4) for several days (see previous post), I had plenty of time to tinker with my website once again.

Among other things, I’ve created a new sitemap that provides quick access to various sections on my website fram.nl.

I’ve also compiled reports of the past long sailing journeys with my friend Joost and his boat Norna Biron. The reports are now PDF in both English and Dutch language. While they are available in multiple Dutch articles on this blog, reading them bundled and in the correct order is much more enjoyable.

While compiling the PDFs, all the pleasant memories came back. 🙂

Enjoy reading!

English version Summer 2022, an Arctic tour.pdf …………………….. Dutch version

English version Sailing to the Faroe Islands……………………………… Dutch version

English version Delivery from Greece to the Netherlands.pdf…… Dutch version


Het oudste postkantoor ter wereld ?

September 16, 2022

Zomaar een gok, maar feit is dat het rotsje genaamd “Postholmen” in het Kobbefjord als postkamer werd gebruikt door de 17e eeuwse walvis vaarders.

Toen we daar geankerd lagen schreef ik in mijn verslag het volgende:

Vlak voor de ondiepe scheiding naar het bassin in de uiterste Oosthoek, waar we het anker hebben laten vallen, ligt nog een klein eilandje met de naam “Postholmen”. Tijdens de periode van de walvisvaart, werd dit eilandje als “postkamer” gebruikt. Walvisvaarders die op jacht gingen lieten hier hun post voor thuis achter dat dan weer werd opgepakt door de naar huis varende schepen.
Wat ik toen niet schreef was dat Edmond, terwijl wij uitgezakt aan de borrel met nootjes en chips zaten, de dinghy lanceerde en in een ijzige kou een natte tocht naar het Postholmen rotsje ondernam om daar een brief aan zijn geliefde te posten. Jawel, je moet er wat voor over hebben en hij werd enigszins schaapachtig nagekeken door de overige crew. Die lieten zich onderwijl de versnaperingen in de warme salon van Norna maar goed smaken. “Brr, dat ziet toch geen hond, een brief in een fles maakt nog meer kans ………”

Wat schetst de verbazing, onlangs werd de brief keurig bezorgd. De postkamer werkt dus nog steeds  

:laugh:

Voor de privacy zijn de adres gegevens geblurd.

Erg leuk toch wel. In de quiz vraag “Waar ligt het meest Noordelijk postkantoor ?” is Ny Ålesund dus het verkeerde antwoord. Dat moet Postholmen in het Kobbefjord op Spitsbergen zijn, 50 mijl Noordelijk van Ny Ålesund.
www.rtvnoord.nl/nieuws/165257/…staat-op-spitsbergen

Nog ff nagenieten. Bovenstaand kaartje, zie inzet Postholmen, is in detail te reproduceren op bijvoorbeeld Google Earth. Klik daarvoor op deze link en open deze file in Google Earth. Leuk om flink ingezoomd tussen de rotsen mee te navigeren.


Loetje of het Wad

August 30, 2022

28 Augustus. Op een zonovergoten Noordzee laten we Norna bij een heerlijk briesje Zuidwaarts zeilen. Tijdens ons eerste Happy Hour op de laatste zeereis naar Lelystad overleggen we de te volgen koers. De gribs laten de komende dagen een verder naar het oosten ruimende NNO wind zien, die geleidelijk zal toenemen tot bijna 20kn op de laatste dag van augustus. Perfecte omstandigheden dus en ook reden om de thuisreis aan te vangen in plaats van nog wat meer Engelse kustplaatsjes aan te doen.

Gaan we tussen Vlieland en Terschelling door het Wad op en vervolgens het IJsselmeer of gaan we bij Loetje in de Amsterdamse Marina nog een lekkere biefstuk eten? De laatste optie betekent dus een koers naar IJmuiden en via het Noordzee kanaal naar het IJsselmeer. Deze is weliswaar een beetje een omweg en wat extra sluizen, maar daar staat een extra rustdagje in Amsterdam tegenover.

We zijn er nog niet uit.

Ook na onze stop in Tórshavn op de Faeröer waren er nog een aantal meer opties voor de koers naar huis. Twee daarvan, via de Shetlands eilanden en/of via Noorwegen naar huis hebben we vorig jaar al gedaan. Eenstemmig valt het besluit om het 220 mijl verderop gelegen Kirkwall op de Orkney’s aan te doen. Een leuke plek om een paar dagen te vertoeven.

De overtocht van de Faeröer naar de Orkney’s verloopt weer heel comfortabel onder een bezeild windje en kalme zee. Heel leuk om weer in “Engeland” te zijn. Wick, op het vaste land van Schotland, wordt de volgende haven. Sinds de Brexit moet er weer ingeklaard worden. Dit is slechts een administratieve procedure. Van te voren dient op Internet een formulier ingevuld te worden met boot- en persoons gegevens en het te verwachten tijdstip en haven van aankomst. In de haven, met de gele quarantaine vlag onder de gastenvlag, volgt dan nog een telefoontje met de Yachtline. Na de telefonische clearence mag het gele Q-vlaggetje weer gestreken worden.

Om de stroom mee te hebben vertrekken we in de namiddag uit Kirkwall. In de avond tijdens mijn wacht ronden we Mull Head in een erg verwarde zee met hoge golven. Het is even stuiteren rond de kaap maar eenmaal gerond wordt het weer rustiger. Ik blijf dicht onder de kust en sluip achter een ondiepte langs naar de 5 mijl verderop gelegen passage tussen de eilandjes Copinsay en Horse of Copinsay. Een regenbui ontrekt de eilandjes aan het zicht maar vlakbij gekomen trekt het weer open en worden de rotsen weer zichtbaar in de inmiddels donkere avond. Door zo binnendoor te sluipen ontwijken we de ”overfalls” verderop buiten op zee. Het stroomt hier als een gek en ik moet nog flink opsturen om niet de Copinsay pass aan de westkant ingezogen te worden. Een dik uur later maak ik Edmond wakker voor zijn wacht en zoek ik met een voldaan gevoel mijn kooi op.

Ook Wick blijkt een grote rol gespeeld te hebben als belangrijkste haringhaven van Engeland. Het museum getuigd van een enorme vissersvloot van tenminste 800 schepen. Onze eigen visvangst was nog niet heel succesvol. Nadat in Noorwegen een flink deel van de inhoud van mijn viskoffer naar de zeebodem is verdwenen, door een niet goed afgesloten deksel, is de animo om te vissen sterk af genomen. In Kirkwall kon ik echter weer een goede paravaan en wat lures bemachtigen. Daarmee was het vanmiddag dan toch raak, 4 flinke makrelen binnen gehengeld.

Ergens las ik een artikeltje over het fileren van vers gevangen vis. Met name het dood- en schoon maken van de vis heeft een flinke bloederige bende aan dek tot gevolg. Het kan echter schoner door de vis dood te laten gaan (beter in een zak), niet schoon te maken maar rechtstreeks de fillets er vanaf te snijden. Dat scheelt een boel viezigheid ten koste van een iets mindere opbrengst. De visfileerder aan boord heet Edmond en die snijdt er mooie plakken vanaf. Wat overblijft is een complete vis ontdaan van zijn/haar fillets en wordt overboord weer gerecycled. M.u.v. een wat bebloede snijplank een vrij schone operatie.

Van Wick zeilen we naar Peterhead. We arriveren precies bij laagwater waardoor de Marina even niet bereikbaar is vanwege een te geringe diepte. Norna heeft een diepgang van 2,5m en dat is net iets te veel. Port Control dirigeert ons naar de vissershaven waar we aan de kade en dicht bij het dorp en plekje vinden.

Peterhead blijkt een alleraardigst plaatsje te zijn. De grote zeehaven deed aanvankelijk anders vermoeden, maar Peterhead ademt een gezellige en gemoedelijke sfeer uit. De volgende dag verkassen we naar de Marina, waar de havenmeester ons meteen uitnodigd voor de vrijdagavond BBQ. ‘Alleen eigen drank’ meenemen zegt hij. Als ik later in de supermarkt de laatste boodschappen van de reis doe neem ik toch maar een paar hamburgers mee. Het blijkt niet nodig, de BBQ biedt een overvloed aan hamburgers, worstjes, hotdogs en huisgemaakte rollmops, met salades, brood etc. Kortom prima geregeld en erg gezellig. Na de BBQ verlaten we rond 23.00 uur de Marina opweg naar Nederland. De laatste zeereis van onze tocht.

De bijna 400 mijl over zee verloopt comfortabel en snel over de stuurboords boeg bij een NO windje. Het is mooi bezeild. Maandagmiddag 29 Augustus zitten we al boven de Doggersbank. Het besluit is gevallen om via het Wad huiswaarts te keren. De scheepvaartroutes boven de eilanden hebben ons vannacht nog flink bezig gehouden. Het was druk.

Bij de uiterton van het Stortemelk boven Vlieland, daar waar we onze zeereis naar het Noorden begonnen, is de circel rond. Dat was vanochtend rond 7.30 uur. In plaats van biefstukken bij Loetje worden het vanavond slibtongetjes bij Aan ‘t Water in de Flevomarina Lelystad.

Dit was het laatste verslagje.

De track van de hele reis is nog eens na te zien in onderstaand plaatje en de link forecast.predictwind.com/tracking/display/NornaBiron/


IJsland – Faeröer

August 19, 2022

Wat denk je bij een Noord Atlantische oversteek met een zeilboot? Afzien, koud, storm en ruige zeeën. Helden zijn het, die zeilers die zo’n uitdaging aan gaan, in mijn ogen dan.

Nadat twee van ons zich steeds beroerder voelden hebben we toch maar een zelftest gedaan, met bovenstaand resultaat, alle drie positief 

:(

 Een fikse tegenvaller op onze mooie reis. Koorts, hoofdpijn, hoesten, kortom een algehele malaise valt ons ten deel. Behalve Edmond dan, die minder cq. niet ziek lijkt. Rust houden en uitzieken is het devies. Het is niet anders. Ik was ooit ongerust over dit virus, als risico groeper kwa leeftijd, BMI en Cara verleden, en werd gelukkig van de inentingen en booster. Vlak voor vertrek van deze reis heb ik nog even getwijfeld over een tweede booster maar heb dat maar niet gedaan. Van de vorige ben ik toch wel goed ziek geweest en dat zou niet handig zijn aan het begin van zo’n lange zeilreis.

Gelukkig gaan Joost en ik gelijk op, kwa ziek zijn dan. Dat stelt gerust. Meer dan een griepje wordt het niet. En we liggen hier goed, zo aan het drijvend steigertje in het haventje van Siglufjörður.

Na een dag of 6 gaat het de goede kant op. Edmond heeft inmiddels alle bergtoppen rondom Siglufjörður wel beklommen en wij voelen ons voldoende opgeknapt om verder te zeilen. IJsland voelt anders aan dan ik het mij had voorgesteld. Het is hier prachtig en de dorpjes zijn lief en eenvoudig. Daar ligt het niet aan. Zou het zijn omdat hier zo’n beetje de terugweg begint? Of zijn we verwent door de vele eerdere indrukken? Of is het de krakkemikkigheid in mijn lijf? Ik heb zin om verderop te gaan en de Oostkust van IJsland te laten voor wat het is. Leuk voor een volgende keer.

Siglufjörður

We zijn het snel eens, we gaan hiervandaan, Siglufjörður in het Noorden van IJsland, rechtstreeks naar de Faeröer. Het weerbeeld ziet er goed genoeg voor uit. Uurtje of vier in de ochtend maken we los.

450 Mijl over de Noord Atlantic naar de Faeröer. We zijn daar eerder geweest maar kwamen toen uit het Zuidoosten, nu uit het Noordwesten. Dat is toch anders. Voor het eerst, na 2 maanden Middernachtzon, zien we weer de maan met een prachtig rode maanopkomst en wordt het echt nacht. De Poolcircel ligt alweer ruim achter ons. Alleen het mooie Noordelijke licht en wolken formaties vergezellen ons nog. Wat een prachtig schouwspel weer.

Niks afzien, geen woestenij en behaaglijke temperaturen. De overtocht is heel relaxed. 10 af en toe 15 kn. wind uit het Zuiden, geleidelijk aan ruimend, zodat we in een grote boog richting de Faeröer zeilen. De oceaan blijkt goedmoedig voor ons te zijn. Norna glijdt er uiterst comfortabel overheen. De koers, hoog aan de meestal lichte wind, met de automaat sturend op het windvaantje, had niet beter kunnen zijn. De golfjes kabbelen ons in grote regelmaat tegemoet. Het slingerzeiltje, dat mij normaliter in de kooi moet houden, blijft ongebruikt. In het zicht van de hoogste toppen van de Faeröer verdwijnt de wind en moet de motor ons verder voortstuwen. De stroom helpt mee om recht voor het Kalsoe Fjord uit te komen en op het juiste getijde moment spoelen we de Fjord in. We leggen vast in de ochtend van 15 augustus in het kleine haventje van Leirvík.

Leirvík

Na een boerennacht maken we rond de middag van de 16e los en gaan we met de stroom mee naar buiten, naar Tórshavn. Daar zijn we eerder geweest (https://framsblog.wordpress.com/2021/08/06/norna-biron-goes-faroes/) dus het voelt al als bekend terrein. Waar ze vorig jaar nog bezig waren de kade te renoveren is dat werk inmiddels afgerond. Het ziet er mooi en fris uit en er is nog een plaatsje over midden in het stadshart.

Tórshavn

Met Edmond maak ik weer, een voor mijn doen ambitieuze, wandeling over de 351m. hoge Kirkjubøreyn naar het historisch plaatsje Kirkjubøur. De vergezichten onderweg geven ons alweer een overweldigende indruk van dit ruige landschap.

Vlak voor het dorpje wordt mijn aandacht getrokken door een prachtig karveel gebouwd Colin Archer jachtje van een meter of 10. Het staat hoog in het grasland en is kennelijk een verlaten restauratie project. Alles wat je met epoxy (of polyester, dat kan ik niet meer zien) fout kunt doen is in dat jachtje goed zichtbaar geworden. Onbegrijpelijk eigenlijk gezien al die prachtige karveel of overnaads gebouwde sloepen, Viking schepen en vissersboten die hier varen en waarin, uiteraard, geen druppel epoxy is te vinden. Daarentegen zie je hier ook wel toevoegingen en opbouwen in multiplex waarbij ik dan denk, had dat nu wel in de epoxy gezet.

Een blikvernauwing daar waar het gaat over bootjesbouw en epoxy is mij niet vreemd 😉

Foto’s maken ben ik vergeten.

Kirkjubøur is een dorpje met maar een paar huizen en is blijkbaar een toeristische trekpleister. Één van de met grasdak bedekte huizen wordt al sinds de 12e eeuw bewoond en gaat daarmee door voor het oudste bewoonde huis ter wereld. Daarnaast staat de nooit afgebouwde kerkruïne van de Magnuskathedraal uit de 13e eeuw.

Ruim 12km. heen maar dezelfde afstand ook weer terug bezorgt mij bij de laatste afdaling wat wiebelende benen en spierpijn de volgende dag. Maar er is genoeg tijd voor herstel. Een lagedruk gebied dat wat ligt te dralen tussen ons en IJsland brengt veel wind mee en uit de verkeerde hoek. Dat houdt ons nog een paar dagen langer vast in Tórshavn. We willen naar de Orkney’s en het ziet er naar uit dat dat bij een vertrek morgenavond (20/8) wel gaat lukken.


Ísafjörður – Siglufjörður

August 8, 2022

Het was een goed besluit om nog voor we het Groenlandse ijs zouden bereiken de bestemming Scoresbysund op te geven en af te buigen naar IJsland. Het doel is Ísafjörður, gelegen aan het Skutulsfjörður fjord, een zij tak van het Ísafjarðardjúp, in het Noordwesten van IJsland. Zeilen moet worden afgewisseld met motoren vanwege te weinig wind. We komen, met een dag er tussen, twee reusachtige ijsbergen tegen. Dat levert geen gevaar op mits je goed uitkijk houdt en ze aan de loefzijde passeert.

De laatste loodjes wegen altijd het zwaarst. Zeegang en wind veroorzaken een worsteling om voorbij de kapen van Straumnes en Horn te komen. Even overwegen we een alternatief om de schoten te vieren naar een bestemming in meer Oostelijke richting maar besluiten toch om nog maar een paar uurtjes door te zetten.

Ísafjörður blijkt een alleraardigst vissersplaatsje te zijn. Als we aankomen is er veel bedrijvigheid op de kade. We leggen aan op het laatste open plekje waar we nog precies inpassen. In de baai ligt een Franse 60 voeter voor anker met de bedoeling ook op deze plek te gaan liggen. De schipper was al in overleg met de andere boten om een stukje op te schuiven zodat hij er tussen zou passen. Uiteraard maken wij plaats voor hem en maken weer los om vervolgens bij hem aan de buitenkant te komen liggen.

De douaneman staat ons al een tijdje op te wachten. Wij hebben ons gisteren al per (sateliet)email bij de IJslandse coastguard aangemeld en vlak voor binnenkomst nog eens per VHF. De operator aan de andere kant van de marifoon wist meteen wie we waren, ze had het emailtje voor zich. Voor de zekerheid verstoppen we een paar flessen sterke drank achter de diepe bergruimten van Norna, maar het is niet nodig. De douaneman is heel makkelijk. Hoeveel drank we bij ons hebben, “niet genoeg” antwoorden we “het meeste is al op”. Hij vindt het best. “Tabak?” vraagt hij. Met twee niet rokers en één die probeert af te kicken met de e-sigaret een overbodige vraag. Ondanks onze email aanmelding met al onze gegevens gaat alles nog eens dunnetjes over op allerlei formulieren. Waarvoor hij zich verontschuldigt, ze zijn nog niet voldoende gedigitaliseerd. Hij merkt op dat wij Europeanen ons altijd keurig aan de regeltjes houden. Het meeste werk hebben ze met Amerikanen en Australiers, die de protocollen maar al te vaak aan hun laars lappen. Bijzonder wel aangezien de IJslandse protocollen verbleken bij dat wat in hun thuisland wordt vereist

Na de inklaring zijn we vrij om te gaan en te staan waar we willen. Bij het verlaten van IJsland moeten we wel weer uitklaren. De AIS moet wel aan staan. Zonder AIS ben moet je je positie om de drie uur melden bij de coastguard.

Voor ons aan de kade ligt één van mijn helden uit de vorige eeuw, de Franse zeilster Isabelle Autissier (1956) met haar Ade II, een 15m. aluminium zeiljacht. Isabelle was de eerste vrouw die in wedstrijdverband singlehanded rond de wereld zeilde, in de 1990-1991 BOC challenge. In de volgende race 4 jaar later was ze ook van de partij maar toen werd haar Ecureuil Poitou Charentes II ontmast en zwaar beschadigd 900 mijl Zuid van Australie.In 1998-1999 deed ze opnieuw mee maar haar 60ft. PRB kapseisde en zonk 1.900 mijl ten Westen van Kaap Hoorn. Ze werd gered door medeconcurrent Giovanni Soldini. Sinds 2006 is ze voorzitter van het Franse Wereldnatuurfonds.

Na zo’n lange tijd op zee is een paar dagen rust ook wel weer eens lekker. Was het gezellig druk bij aankomst, de regenachtige dagen erna lijkt het dorpje wel uitgestorven, hetgeen overigens geen belemmering is voor het komen en gaan van cruiseschepen. De cruisegasten gaan met bussen het binnenland in want hier valt niet veel te beleven. Op één ding na dan, een fantastisch visrestaurant dat voor de lunch 1 zitting heeft en voor het diner 2 zittingen, volledig volgeboekt. Een menukaart is er niet, wel een lopend buffet met een variëteit aan visgerechten. De gasten zitten aan lange tafels met houten banken. Wij treffen een best gezellige internationale tafel met zakenlieden uit de visserij. Alweer een culinair hoogtepuntje.

Ísafjörður blijkt ook de uitvalshaven voor Groenland zeilers te zijn. Diverse boten wachten hier op het goede moment om naar Groenland over te steken. De IJskaart ziet er inmiddels heel wat gunstiger uit, slechts nog max. 10% drijfijs. Heel even spelen we nog met het idee om alsnog te gaan maar we beslissen anders. We gaan wat meer tijd besteden aan de Noord- en Oostkust van IJsland.

4 augustus maken we los voor een kort zeiltochtje naar de Veiðileysufjörður fjord met een idyllische baaitje. We blijven niet lamg alleen. In de avond ankerd nog een ander jachtje. De volgende ochtend gaan we ankerop om op een oliegladde zee rond Straumnes en Horn, de noordelijke variant van Kaap Hoorn, te varen en vervolgens te ankeren in Reykjafjörður.

De deining in de baai veroorzaakt een flinke branding aan de kust. Niet geschikt om hier aan land te gaan, wel geschikt om lekker in slaap geschommeld te worden.

Er zijn teveel keuzes in bestemmingen, alles is even aantrekkelijk, en besluiten uiteindelijk een flinke ruk te maken naar het 90 mijl verderop gelegen Siglufjörður. Dit kleine vissersplaatsje was ooit de haring hoofdstad van de Noord Atlantic. In het Síldarminjasafnið, een rood houten gebouw aan de kade, is het tegenwoordige haringmuseum gevestigd waar met beeld en geluidsmateriaal de herinneringen aan de haringvangst worden bewaard. Ik krijg hierbij hetzelfde plaatsvervangend schaamte gevoel als bij de Nederlandse walvisvangst in de 17e eeuw, waarin in een tijdsbestek van een jaar of 60-70 de totale walvispopulatie werd uitgeroeid. 300 jaar later is hier hetzelfde gebeurt, maar dan met de haringen. Alles voor het grote geld dat gemoeid is bij visolie en vismeel, het uiteindelijke lot van de haring.

Ondertussen is Norna Biron veranderd in een ziekenboeg. Alleen Edmond is nog gevrijwaard gebleven van een virus dat Joost en mij te pakken heeft gekregen. Hoesten, pijn in de keel, koorts en hoofdpijn zijn ons lot hier in Siglufjörður en denken daar bij terug aan het drukke visrestaurant in Ísafjörður. Waar anders zouden we dit opgelopen kunnen hebben?


Ice-trap

July 29, 2022

Net nadat we ankerop gingen in de Walrusbaai van Jan Mayen komt de Commander door op de VHF. Hij hield ons kennelijk toch goed in de gaten en wenst ons nu een goede reis. Aardige vent.

Vooralsnog is er weinig tot geen wind. Geeft niet, we hebben geen haast. Maar de snelheid komt er vanzelf in als de wind aantrekt. We lijken aantrekkelijk te zijn voor de stormvogels. Die scheren om ons heen, strijken neer op het water vlak voor ons, laten, nieuwsgierig kijkend, Norna op korte afstand voorbij komen om vervolgens weer op te vliegen en een eindje verder weer in het water gaan zitten wachten tot we voorbij komen. Grappig wel, dit had ik nog niet eerder gezien. Oh wacht, uit de kombuis komen heerlijke geuren, dat zal het zijn.

In de nacht wordt het stormachtig met een vervelende onregelmatige golfslag. Met alleen de kleine fok komen we vooruit maar comfortabel is het niet. Als je met regelmaat bijna uit je kooi wordt geslingerd, ondanks slingerzeil, wordt slapen ook erg lastig.

Ook voor de kachel is het gehots en gebots te veel. Die gaat uit, waarna het erg koud wordt. Mijn tweede slaapzak komt, voor het eerst, uit de kast. Ook de skibroek die ik in Longyearbyen heb aangeschaft trek ik over mijn broek aan, gevolgd door de zeilbroek. Met extra sokken in de neopreen laarzen, een extra fleece trui, muts, wanten en een goed boek is het niet koud meer in Norna’s salon.

28 Juli, Joost heeft ons per email aangemeld bij de Groenlandse kustwacht zoals het protocol dat voorschrijft. Om 16.00 uur ontvangen we ook weer een nieuwe ijskaart. Het is er niet beter op geworden, wel slechter. Ook de nieuwe weergrib belooft niet veel goeds. We moeten opnieuw gas terugnemen en gaan een poosje bijliggen. We zijn nog 100 mijl uit de Groenlandse kust vandaan en nog ca. 40 mijl vanaf het eerste ijs. Dat wil zeggen dat er een traject van 60 mijl in theorie bevaarbaar ijs voor ons ligt. Maar wat is bevaarbaar ? 40% ijs (volgens de ijskaart) hebben we nog niet eerder meegemaakt. Er ligt ook nog een zeer dicht ijsveld direct ten Noorden van de ingang van de Scoresbysund. Als dat de komende tijd verder naar het Zuiden zakt sluit dat de Scoresbysund af. De wind zal 20-25kn uit Noordelijke richting zijn, teveel vinden we voor in het ijs. En momenteel zitten we in dichte mist. Alles bij elkaar niet fijn.

Dan hebben we ook nog een plan B, zeg maar de escape route, in Zuidelijke richting wegzeilen richting IJsland. De voorgaande dagen zag dat er nog comfortabel uit. Er komt nog een storm depressie aan met 50kn. wind er in, maar dat is pas later. We zouden nog genoeg tijd over hebben om die te ontlopen.

Met goed zicht, weinig wind en uitzicht op een veilig plan B hadden we ons wel in het ijs kunnen begeven. Edmond had al een positie op de tweede zaling in het vooruitzicht. Maar niets is zo veranderlijk als het weer. Die stormwind komt eerder. Dat wil zeggen dat als we in het ijs zitten te lummelen en het lukt niet om de Scoresbysund in te komen onze escape route wordt gedomineerd door storm, weliswaar uit de goede richting, maar 50kn. is wel wat veel. Een plan C hebben we niet.

We besluiten om ons niet in die val te laten lopen, trekken de kluiver er bij en zetten koers richting NW. IJsland. We melden ons weer af bij de Groenlandse kustwacht.

Het is jammer maar helaas. In ieder geval voelen we ons er weer comfortabel bij. We hebben ons nog niet erg verdiept in de IJslandse kust maar hebben daar de komende dagen nog genoeg tijd voor. We moeten wel een beetje voort maken om die stormdepressie te ontlopen.

Scoresbysund wordt het dus niet meer dit jaar en aangezien bij mij het glas altijd halfvol is hebben we er nu weer een nieuw doel bij voor in de toekomst.

NB. Deze post is verzonden over de Iridium sateliet met te weinig bandbreedte voor foto’s. Deze zijn op 1/8 toegevoegd


Jan Mayen

July 27, 2022

THERE IS A WAR GOING ON !
THIS IS A MILITARY AREA !
YOU ARE NOT ALLOWED TO BE HERE !

De Boquito die uit de brandweer rode SUV komt stormen maakt zich nog eens groter en zet zijn borst vooruit om zijn woorden kracht bij te zetten.

WHO ARE YOU ?
WHERE DO YOU COME FROM ?

Vanochtend 26 Juli rond 7 uur hebben we ons anker laten vallen in Kvalrossbukta (Walrusbaai) aan de Noordwest kust van Jan Mayen, na een zeiltocht van ruim viereneenhalve dag. Op 21 juli rond 16.00 verlieten we Longyearbyen.

Jan Mayen, een Nederlands pooleiland ? Helaas, die kans hebben we voorbij laten gaan. In de jaren dertig van de vorige eeuw annexeerde Noorwegen het eiland, iets wat ze met Spitsbergen niet gelukt was. Wat wel is gebleven, in tegenstellimg tot Spitsbergen dat hernoemd werd in Svalbard, is de Nederlandse naam. Op zoek naar een kortere route naar Indië werd het eiland toevallig “ontdekt” op de terugtocht vanuit Spitsbergen richting IJsland door de naamgever Kapitein Jan Jacobsz. May van Schellinkhout. Niet dat hij de enige “ontdekker” was, zowel voor als na hem eisten anderen ook de ontdekking op en gaven er een naam aan. Een belangrijke cartograaf uit die tijd tekende Jan Mayen op waardoor de andere namen in de vergetelheid zijn geraakt. Het schip had uit Spitsbergen walvisvaarders meegenomen en die zagen de rijke mogelijkheden van de walvisvangst op het nieuw ontdekte eiland. De wateren rondom zaten er vol mee en ze lagen als het ware te wachten om afgeslacht te worden. En zo geschiede. Op het lavastrand werden de dieren verwerkt tot olie. Er werden huisjes en traanovens gebouwd waarvan de resten ook nu nog duidelijk zichtbaar zijn. Deze locatie was misschien nog wel productiever dan Smeerenburg. Maar het (zomer)seizoenwerk werd gehinderd door plunderingen en stormen in het winterseizoen. Net als op Spitsbergen werd ook op Jan Mayen geprobeerd te overwinteren teneinde de locatie te beschermen tegen plunderaars. Dat liep slecht af voor Outgert Jacobsz. van Grootebroek en zijn zes metgezellen. Door kou, honger en ziekte hebben ze die winter in 1634 niet overleefd.

Pas in 1930 werd op het strand van Walrusbaai een gedenksteen geplaatst voor Outgert en zijn maten. Een steen die overigens al in 1912 gemaakt was en geplaatst zou worden, echter door omstandigheden in de vergetelheid is geraakt en uiteindelijk op de Nieuwmarkt in Amsterdam terecht kwam. Een gedenksteen waar niemand meer wist waar die voor diende totdat een medewerker van het Aarderijkskundig genootschap het raadsel ontrafelde. Om nog iets van onze nationale eer te laten blijken werd een marineschip er op uitgestuurd om de gedenksteen alsnog te plaatsen.

Rond 1670 waren alle walvissen uitgeroeid en werd het eiland door de Nederlanders verlaten en “vergeten”.

Dat eiland is onze bestemming. We vertrekken uit Longyearbyen om vervolgens in een volkomen blakte op de motor de Isfjorden uit te varen. Het is windstil maar volgens de laatste grib gaat die wind er wel komen. We delen onze wachten weer in, van 3 uur op en 6 uur af in de volgorde zoals we die inmiddels gewend zijn, Joost-Henny-Edmond-Joost-Henny-Edmond-Joost enz. enz.

Gedurende mijn wacht van 03.00 tot 06.00 steekt er een bescheiden windje op van net geen 10kn., hoog aan de wind. Ik zet het volle tuig erop, hijs het grootzeil, trek de kluiver uit en rol ook de stagfok uit. Later krimpt de wind, trekt aan tot 15-20kn en wordt het halve wind met een bootsnelheid van 7,5-8kn. Heerlijk zeilen. Het duurt tot de ochtend van 23 Juli. Dan kakt de wind in, gaat het grootzeil neer en blijft alleen de kluiver nog staan. Samen met een klein beetje motor. Helaas blijft er van de wind niets meer over en is het de motor die Norna in de richting van Jan Mayen stuwt. Weliswaar heel bescheiden, nog geen 800 toeren en met steiler gedraaide schroef (Hundested verstelbare schroef) halen we 4,5 kn. Standje zuinig dus. In Groenland verwachten we nog veel te moeten motoren in het ijs en de eerste tank gelegenheid is pas in IJsland.

Zo af en toe zijn er rimpel golfjes maar te weinig om effectief een zeil te hijsen. De zee is volkomen blak, op een lichte deining na. Om ons heen is de zee leeg en majestueus tegelijk. De wolken aan de snaarstakke horizon, in alle tinten grijs en wit, soms wat gelig, liggen boven op de zee. Een typisch fenomeen op hoge breedten. Het is een steeds afwisselend schouwspel.

Je zou kunnen zeggen zo’n tocht is saai, maar dat is allerminst het geval. Het valt maar moeilijk te beseffen in welke uithoek op aarde we varen en wat ons nog te wachten staat. Om te zeggen dat ik mijzelf in mijn arm moet knijpen om dit te beseffen is wat overdreven, maar het is zondermeer een unieke belevenis. We komen best veel drijfhout tegen, hele boomstammen meestal. Het schijnt afkomstig te zijn uit Siberie. Ook op Spitsbergen was ons al het vele hout op de stranden opgevallen.

Via de Iridium sateliet halen we regelmatig gribs op met weersinformatie. Aan de hand daarvan werken we steeds diverse scenario’s uit over de routing van de te volgen koers. Maar ook alternatieven komen aan bod, zoals Jan Mayen overslaan en rechtstreeks naar Groenland. Een 2-tal opvolgende lage drukgebieden met bijbehorend veel wind bepalen in hoge mate wat we gaan doen. Behlave de gribs downloaden we ook de meest recente ijskaart van Groenland. Ook die speelt mee in de scenario’s. De ijssituatie is nog niet heel gunstig, maar ook die verandert met de dag. Zowel in positieve als in negeatieve zin. Een dag later zijn de variabelen weer anders, het blijft toch steeds een puzzel. Op de laatste dag van de oversteek besluiten we definitief wel naar Jan Mayen te gaan, ook om niet te vroeg bij Groenland te zijn en een depressie met veel wind aldaar te ontlopen.

Happy Hour op 25 juli. We kijken in spanning naar de horizon recht voor ons uit. Wie zal als eerste de Beerenberg vulkaan op Jan Mayen spotten. Die eer valt mij te beurt. Om elf uur ‘s-avonds heb ik op 11 uur het eerste land in zicht. Het is de onderzijde van de Beerenberg, de rest zit in de bewolking. Ook later die nacht zal de berg in nevelen gehuld blijven, zoals meestal het geval is. Heel even is een gletsjer zichtbaar en, een uurtje voordat het anker de grond in gaat, zie ik achteruit ook heel even de 2277 meter hoge top van de Beerenberg boven de wolken uit komen. Dat was het. De hoogste top ten Noorden van de Poolcircel blijft in nevelen gehuld.

De Brielse Toren is een markante rots die de Westzijde van Kvalrossbukta (Walrusbaai) markeert. Zoals de naam al aangeeft, vernoemd naar de toren in Brielle. Terwijl we die kant opdraaien gaan twee walvissen ongestoord verder met hun ontbijt en fladderen een paar Puffins verschrikt weg van de plotseling opkomende boeg van Norna. Alhoewel de ankerbaai lagerwal is is dat vanwege de geringe wind en vlakke zee geen probleem. De verwachting is dat de wind in de komende nacht naar het Zuidoosten zal draaien en in kracht gaan toenemen. De Walrusbaai geeft daarvoor de ideale beschutting.

Net als op Spitsbergen is Jan Mayen niet zomaar vrij toegankelijk. Ver van te voren moet een verzoek worden ingedient om een vergunning aan te vragen. Echter wanneer het bezoek niet langer dan 24 uur duurt kan deze ook bij de Station Commander worden geregeld. Dat is tenminste onze vertaling van de Sailing Directions. We overleggen of we via VHF16 gaan oproepen of gewoon aan land gaan en naar de Station Commander lopen, zo’n 10km. verderop en aan de andere kant van het eiland. Aangezien we toch de benen willen strekken en de omgeving willen bekijken kiezen we voor het laatste. Edmond en ik nemen dat voor onze rekening. Joost loopt een stukje mee maar wil liever op de boot blijven.

Jan Mayen is vulkanisch. Helaas blijft de vulkaan zelf in de wolken verborgen, maar het landschap schitterd in een combinatie van zwart en lichtgevend groen. Als we over de eerste heuvel heen zijn opent zich vooruit een enorme ruimte. Ik denk in eerste instantie dat ik naar de zee sta te kijken en vraag mij af wat de door de zon beschenen glinsterend witte strepen zijn. Ik denk in eerste instantie aan schuimkopjes op het water. Of is het drijfijs, ik kom er nog niet uit. Edmond haalt mij uit de droom. Het is niet de oceaan maar een enorm grote vlakte zover als het oog reikt. Dat wat zo glinstert is het aangespoelde hout dat over de hele vlakte ligt uitgespreid, hele boomstammen vooral. Pas veel verderop begint de zee.

Aan de rechterzijde van het pad dat we bewandelen, we zijn inmiddels aan de zuidzijde van het eiland aangekomen, is een berglandschap met vulkanisch gevormd gesteente in alle vormen, soorten en maten. Als de zon weer even door de wolken heen schijnt krijgen de bergen een fluweel achtig uiterlijk in de kleuren zwart, groen en bordeaux rood. Wat een wereld. Vergelijkingen met het landschap in de verfilming van Lord of the Rings doemen op. Gommel kan elk moment ergens vanachter een rots vandaan komen. Wat groots, verlaten en leeg. Ik snuif de poolwind op en geniet intens van deze wandeling. Mijn mede wandelaar niet minder en maakt weidse gebaren. Als een koe die na een lange winter in de stal weer in de wei mag dartelen. Zo voelt het.

Dan zien we een knipperlichtje in de verte. Dat blijkt te horen bij een serie van lichten die het begin van een landingsstrip aangeeft. Om het een vliegveld te noemen is te veel gezegd. Aan het eind van het gravel baantje staat een loods en een kleine verkeerstoren. Iets verderop zien we een houten gebouwtje waaraan mensen aan het schilderen zijn. De hond, niet gewend aan vreemden, wordt in bedwang gehouden en we maken een praatje met één van hen. Hij adviseert ons op kanaal 16 eerst aan te roepen aangezien dit millitair terrein is. Kanaal 16 wordt gerelayed naar Bodø en leggen onze bedoelingen uit. Enkele tellen later zien we in de verte een grote stofwolk met grote snelheid op ons afkomen. Aan de voorkant daarvan rijdt een rode SUV.

Met Boquito valt niet te praten laat staan te grappen. De juffrouw op de VHF blijft maar roepen dat er iemand naar ons onderweg is. Boquito heeft de Commander gewaarschuwd en die is ook naar ons onderweg. Dus we moeten maar even wachten, terwijl hij ondertussen de meest onheilspellende gevolgen van onze illegale aanwezigheid ons in het vooruitzicht stelt. We houden afstand en ons van den domme.

Even later komt er een legergroene SUV aanrijden, in een heel wat rustiger tempo. Boquito wordt weggestuurd en wij gaan het gesprek aan met de bestuurder van de SUV, kennelijk de Station Commander. Een relaxte vent. Wij hebben ons verhaal inmiddels wat aangepast. We waren onderweg naar Groenland en hoopten op Jan Mayen een betere ijskaart te kunnen bemachtigen. Het was geen vooropgezet plan dus konden we ook niet van te voren om toestemming vragen. Blijft over ons idee over het maximale verblijf van 24 uur en de eenvoudiger lokale procedure om dat legaal te doen. Helaas hebben we dat dan verkeerd begrepen. Er schijnt in verband met de oorlog dan wel het één en ander aangescherpt te zijn.

Maar evengoed heeft hij belangstelling voor onze reis, waar we geweest zijn, waar we naar toe gaan, wanneer we weer denken thuis te komen, wat we van Spitsbergen vonden, of we nog ijsberen hadden gezien, etc. Wat dat laatste betreft, zij hadden enkele weken terug een dode ijsbeer gevonden. Niet zeker was of die al op het eiland was of dood is aangespoeld. De ijsberen kunnen nl. heel goed vanaf het ijs naar Jan Mayen komen. Dan breng ik de ijskaart ter sprake. Zij zijn daar echter niet zo op gericht en raadplegen dezelfde bronnen als wij. Maar hij wil wel voor ons kijken of hij een recente kaart kan downloaden. In hetzelfde gebouwtje waar we eerder langs kwamen en waar mensen aan het schilderen waren. Maar wij moeten ook per ommegaande terug naar de boot, mogen dan niet meer van boord gaan en moeten uiterlijk morgenochtend voor 10.00 uur vertrokken zijn.

Dat beloven we.

“Is that you ?” vraagt hij als hij in mijn paspoort kijkt. Blijkbaar is de gelijkenis niet meer zo goed na 2 maanden in the wild. Na het overnemen van mijn persoonsgegevens rijdt hij weg en lopen wij ook weer terug. Het gebouwtje waar hij inmiddels binnen is blijkt het meteo office te zijn, althans dat staat op een houten bordje boven de deur. Stom eigenlijk, dat we dat in het gesprekje met “de schilder” kennelijk niet boven water kregen. Een heel eind verder rijdt hij ons achterop en geeft enkele uitdraaien van de ijskaart van 25 juli. Die hadden we al, hebben er niets aan, maar de resolutie is wel veel beter. Dat zeggen we uiteraard niet maar bedanken hem voor de service.

Net als ik de Drone wil uitlaten om wat mooie shots van deze pre-historische omgeving te maken gaat de zon schuil achter een wolk en begint het harder te waaien. Toch maar even uitstellen dan, hetgeen afstel wordt. De zon komt niet meer terug.

De twee koks aan boord hebben alweer een voortreffelijk diner bereidt. De hele reis eten we vooral uit de verse voorraad. Het blikvoer wordt nauwelijks gebruikt. Vanavond maken we een uitzondering voor het toetje. Ananas schijven met Griekse yoghurt. Ik beperk mijn kombuis activiteiten tot eten, afwassen en schoonmaken.

Woensdagochtend 27 juli 10.00
We vertrekken richting Groenland. Veel haast hebben we niet. Morgen zal een lage druk gebied recht over ons heen komen met behoorlijk veel N tot NO wind er in. Dus bakstag wind die we met alleen de stagfok wel goed moeten kunnen hebben. Belangrijker vinden we de wind bij aankomst in de Scoresbysund. De ijssituatie daar is nog steeds onzeker, dan is het wel prettig om niet te veel wind te hebben. Ook de escape route naar IJsland, als het kwa ijs niet lukt om de Scoresbysund in te komen, ziet er kwa wind goed uit.

We gaan. (wordt vervolgd)


NB. Deze post is verzonden over de Iridium sateliet met te weinig bandbreedte voor foto’s. Deze zijn op 1/8 toegevoegd


De Okkenklokker

July 21, 2022

De ijsklomp die vorige week in het Magdalenefjord voorbij kwam drijven deed mij ineens denken aan onze ontmoeting met een bijzondere man op de kade van Bodø, model ruwe bolster blanke pit. Hij sprak ons aan omdat hij de NL vlag op de spiegel van Norna Biron zag wapperen. Norna Biron was hem al van verre opgevallen en hij vond het wel een bijzonder model boot. Daarom kwam hij even kijken. ‘Dat zie je niet vaak, of liever gezegd, helemaal nooit’ zei hij. ‘Het is een 48ft. one-off in staal gebouwd’ antwoorde Joost hem.

Het zou zo maar een oud zeeman geweest kunnen zijn. Woest witte haardos, grijze stoppelbaard, nicotine bruine snor, half versleten zeemans hemd met verfspatten, een touw rond zijn middel om z’n vaal blauwe broek omhoog te houden, roestig staal dat uit de versterkte neus door het leer van zijn versleten werkschoenen steekt, geel gebit met één onbrekende hoektand daar waar hij de pijp rookt, diep in de oogkas liggende ogen zo blauw als de Arctische zee om ons heen en handen zo groot als kolenschoppen. Ze voelden aan als schuurpapier toen ik hem de hand schudde en probeerde net zo hard terug te knijpen, de pijn negerend. Ondanks zijn hoge leeftijd zag hij er sterk en gezond uit.

Maar de man kwam uit Drente en stelde zich voor als Olde Melle ‘maar zeg maar Melle’ zei die. Hij was helemaal geen zeeman, hij bleek al zijn hele leven in de natuursteen industrie te hebben gewerkt. ‘En ook veel one-offs gemaakt’ vertelde hij en wees vervolgens op een aantal natuursteen ornamenten op de kade.

Die waren mij inderdaad ook al opgevallen. Geinig wel, het zijn kunstig gemaakte brokken graniet waar de zon een spelletje mee kan spelen. Afhankelijk van de zonnestand is de schaduw werking steeds weer opnieuw verrassend. Op de kade liggen er, op een tussenafstand van een meter of 50, wel zeven op een rijtje

Melle wees naar de blokken graniet. Zijn werk is niet altijd even goed gewaardeerd. “Ik kom uit Veenhuizen” zei hij “en ben van jongs af aan altijd al gefascineerd geweest door de Hunebedden. Zulke kunstig gestapelde blokken steen, met gangen, grotten en gaten”. Kennelijk werd het zaadje voor een carriere in de natuursteen toen al geplant.

“In Nederland was geen ruimte meer voor mij” zei hij, moegestreden voor erkenning, en uiteindelijk is hij neergestreken hier in Bodø, dicht bij zijn zo geliefde Noorse graniet, levend van zijn AOW en een karig pensioentje. Nochthans zeer vereerd dat een vroeger werk van hem nu hier zo op de kade van Bodø staat geëxposeerd. Weliswaar is het jammer genoeg niet meer compleet, maar toch ……..

Ook wij waren vereerd met deze toevallige ontmoeting. Met de “master himself”, zijn naam op een koperen plaatje gegraveerd op de sokkel van één van de granieten ornamenten, alweer een unieke belevenis op onze reis naar het Noorden.

Uit heel zijn houding bleek zijn gedrevenheid voor zijn vak. Het vakmanschap straalde als het ware van hem af. Hij maakte al meteen indruk op ons. Hij was okkenklokker in zijn vak en wij knikten heel begrijpend. ‘Wat een bijzonder vak’ zei Edmond en begon hem daarover wat uit te horen. Zo benieuwd als we daar naar zijn. Je hoort dat toch ook niet vaak, okkerklokker. ‘Okkenklokker” corrigeerde hij Edmond. Er ontspon zich dus een heel interessant gesprek in een ontspannen sfeer. De oude baas had in ons kennelijk de juiste gesprek partners gevonden om zijn levensverhaal te vertellen. Zo bijzonder dat ik, terug op de boot, gauw wat kernzaken heb opgeschreven om later dit verhaal te kunnen schrijven om dat hier te kunnen delen.

Melle is dus nog heel duidelijk een man van de oude stempel, van het oude ambacht, een vakman die het vak weer van zijn leermeester heeft geleerd, geen praatjes maar gaatjes, of hoe heet dat ook al weer. Uit zijn verhaal blijkt veel know-how en liefde voor de geologie van zijn materiaal en de daaruit onstane eigenschappen. Als je een materiaal als vakman wil bewerken moet je er ook alle kennis van hebben, volgens hem. Samenstelling, oorsprong, opbouw en ook historie. Zo heeft hij nog wat brokken graniet gekregen van zijn toenmalige werkgever, waarvan de oprichter ooit, als toeschouwer, aanwezig was bij de historische Zeppelin expeditie naar de Noordpool, vanaf Ny-Ålesund op Spitsbergen. Het graniet komt echter niet daar vandaan maar uit een andere historische plek, Virgohamna, ook op Spitsbergen. De overgrootvader van zijn baas was daar indertijd ook al geweest. Toen op uitnodiging van de Zweedse koning.

Nu werd het interessant, want na de verhandeling over zijn materiaal, waarvan ik de details niet meer precies weet, gaat het nu over gebieden waar wij ook nog heen willen gaan. Wat een toeval, of bestaat dat niet ? In ieder geval, toeval of niet, zijn diep onder borstels van wenkbrouwen gelegen oceaan blauwe ogen begonnen te glimmen. Hij leek er helemaal blij van te worden en werd steeds openhartiger naar ons toe.

Door de toenemende mechanisatie en digitalisering kwam hij helaas op straat te staan. En dat ondanks zijn vakmanschap. ‘De jeugd van tegenwoordig heeft andere interesses dan het leren van nog een echt handarbeidersvak. Wij oudgedienden sterven uit’ zij hij.

Ik herkende dat wel. Ook in mijn vak, in de bouw, raakt het echte vakmanschap uitgestorven en wordt vervangen door gemechaniseerde prefab constructies en halffabrikaat onderdelen die als een soort van Ikea bouwsels alleen nog maar in elkaar hoeven te worden gezet.

Hij knikte instemmend, keek bedroefd naar de grond en zei ‘Ik heb jarenlang noodgedwongen in de WW moeten zitten. Toch had ik best goede sollicitatie brieven. Zonder mijzelf op de borst te kloppen heb ik steeds geprobeerd mijn gedrevenheid voor het vak in woorden te vertalen’.
Kennelijk heeft dat wel gewerkt want hij werd vaak uitgenodigd om op gesprek te komen. Echter haalde hij nooit de tweede ronde in die sollicitatie procedures. Als puntje bij paaltje kwam hadden ze zo’n vakman als hij net niet meer nodig. Of het paste niet in het soort werk wat werd gedaan. Of de functie van okkenklokker was juist vergeven aan een ander.

Na de WW volgt bijstand. ‘Dat wilde ik absoluut voorkomen’ vervolgde hij ‘en, hoewel beneden mijn stand, ik ben immers toch ook geen schooljongen meer, heb ik mij bij het Tempo-Team aangemeld. Je weet wel, dat uitzendbureau’.
Kennelijk hadden ze bij Tempo-Team al snel in de gaten wat voor een bijzonder vakman ze in huis hadden gekregen. En wat een bijzonder vak hij uitoefend. Melle heeft zich daar kennelijk goed verkocht en meteen de erkenning gekregen voor zijn vakmanschap en specialisatie. De huidige arbeidsmarkt mist ook leermeesters als Melle, dus ja, ze zagen het helemaal zitten.

Dan begint hij te praten over Bekker Natuursteen in Loosdrecht. Nou zeg, dat is toch ook toevallig. Dat bedrijf ken ik ook goed en heb daar in mijn carriere best veel zaken mee gedaan. Het is al een oud familiebedrijf dat door vele generaties is opgebouwd tot het huidige veelomvattende natuursteen bedrijf. De huidige mijnheer Bekker, tevens oud wethouder in de gemeente Loosdrecht (toen het nog geen Wijdemeren heette) is de achterkleinzoon van de oprichter Becker. Aan het eind van de 18e eeuw was die al beroemd door de mooie kwaliteit marmer dat hij had geleverd aan de Russische Tsaar in St.Petersburg en later ook aan de Noorse koning. Hij was, op uitnodiging van de Noorse koning, één van de uitzwaaiers van de legendarische Zeppelin expeditie naar de Noordpool onder leiding van Roald Amundsen.

Ineens viel bij mij het muntje. Toeval bestaat niet, of wel ?

Toen ik eens een grote order wilde afsluiten op Bekker’s kantoor en samen met zijn verkoper (waarvan de naam mij ontschoten is) op zijn directiekamer kwam om de contracten te tekenen, vielen mij, behalve de vele Afrikaanse jacht trofeën, een paar ingelijste zwart-wit foto’s aan de chique, van eikenhout ornamenten samengestelde, wand op. Dat waren beelden over Noordpool expedities aan het begin van de 20e eeuw.

Ik was toen nog een broekie en durfde de gelegenheid niet te pakken om hem daarover te vragen. Bekker stond toen nou niet bekend als een sociaal iemand die in was voor klets praatjes. Zijn reputatie kennende overviel mij toch nog zijn arrogante optreden. Gezeten in grote Chesterfield fauteuils en Bekker met een grote walmende sigaar in zijn mond, recht in het midden van zijn strenge gezicht vooruit stekend, als die kleiner was geweest zou de gelijkenis met Churchill kunnen opdoemen, moest er gehandeld worden om de handtekeningen te kunnen zetten. Ik was totaal overrompeld en denk nu achteraf, met de kennis van nu, dat ik te duur heb ingekocht. Terwijl ik toen, nog wat onhandig in pak en stropdas, mij in de situatie nogal opgelaten voelde, begreep ik pas later hoe belangrijk houding en attitude kan zijn bij zakelijke onderhandelingen. Een goede les, waarvoor ik achteraf Bekker best wel dankbaar ben, en, vandaar dat het mij zo goed is bijgebleven, werd toen mijn interesse gewekt in de vroege Noordpool expedities.

Na de tweede wereldoorlog is de naam gewijzigd in Bekker. Ook daar gaat een heel verhaal over waar Melle nogal geheimzinng over deed. Ik wist dat trouwens niet en ken het alleen als Bekker. Om hem zijn verhaal te laten vervolgen ben ik er maar niet verder op in gegaan.

Het huidige bedrijf levert, en bewerkt, nog steeds alle soorten natuursteen. Van grafzerken tot chique gevelpanelen, van aanrechtbladen tot wastafels en badkuipen. Geroemd op de meest prestieuze superjachten vanwege hun mooie geaderde marmeren wand panelen, glasachtige afwerkingen en granieten kajuittafels. Mijnheer Bekker, achterkleinzoon van de oprichter van het bedrijf, overgrootvader Becker, is kind aan huis bij de grote superjachtbouwers als Huisman, Oceanco en Feadship. Zelfs Prins Bernhard (R.I.P) mocht hij tot zijn beste vrienden rekenen. Zo’n man was Bekker. Was, want hij is niet meer (R.I.P.)

Tempo-Team had Melle kennelijk geintroduceerd bij Bekker die meteen erg nieuwsgierig was naar zo’n zeldzame vakman, die door het uitzendbureau al was aangeprezen als een soort van ouderwetse supervakman. Een diesel, die als hij eenmaal ergens zijn zinnen op had gezet, doorgaat tot een fabelachtig mooi werkstuk. Voor wie dagen en nachten niet meer tellen voordat het klaar is. Die zijn er niet veel meer in die branche. De meesten zitten inmiddels in een verzorgingstehuis.

Het bleek te klikken tussen Melle en Bekker. ‘Ik schrok er wel een beetje van. Zo’n machtige man in mijn vak, zou ik dat wel waar kunnen maken ?’ Vroeg hij zich af. Want zijn beroep als okkenklokker was nog best lastig te integreren in zo’n bedrijf. Hij had tijd nodig om bij een nieuwe werkgever tot volle wasdom te komen.

Bekker scheen er alle begrip voor te hebben gehad. Ik denk dan dat hij zo’n vakman koste wat kost niet wilde laten lopen. Maar Melle twijfelde blijkbaar want hij had toen nog niet alle kaarten op tafel gelegd. Hij vroeg daarom aan Bekker of hij eerst eens een paar weken mocht rondkijken om de sfeer te proeven, of hij daar zijn ei wel kwijt kon en zo meer van die dingen. Één voordeel had Bekker’s bedrijf alvast. Het was gelegen aan het water. Waarom hij dat erbij vertelde begreep ik niet maar het was kennelijk belangrijk voor hem.

Het kwam niet helemaal duidelijk uit zijn verhaal, of hij wilde niet een al te opschepperige indruk naar ons toe wekken, maar het lijkt alsof Tempo-Team ook nog eens flink gepushed heeft bij Bekker. Immers beide organisaties zouden veel profijt van okkenklokker Melle kunnen hebben. Ik denk dat hij daardoor in de gaten kreeg dat hij best wel wat eisen kon stellen. Het gaat immers niet om loon alleen, of liever gezegd helemaal niet. Het gaat op de eerste plaats om de vreugde in je werk, de beschikking over de juiste middelen, de waardering door je werkgever en het verkrijgen van ruimte voor eigen verantwoordelijkheid. Natuurlijk moet er ook passend beloond worden, dat spreekt vanzelf. Joost en ik knikten goedkeurend. Edmond hield zich maar even, als bewuste éénpitter, van den domme.

De toenmalige werkplaats op de locatie van Bekker in Loosdrecht bleek te klein te zijn voor zijn werkzaamheden. Mijnheer Bekker snapte het helemaal. Maar als wethouder van de gemeente Loosdrecht moest juist hij zich wel aan de regeltjes houden. De vergunning voor een uitbreiding zou nog vele maanden gaan duren en zo lang wilde hij niet wachten, kennelijk bang om Melle alsnog aan de concurrentie kwijt te raken. Daarom stelde hij aan Melle voor om een tijdelijke loods neer te zetten. Die huurde hij bij Aluhallen om Melle in ieder geval aan zich te binden en de arbeidsovereenkomst te kunnen tekenen.

Een deel van het parkeerterrein, dat langs het water ligt, werd daarvoor opgeofferd. Er werd nieuw gereedschap aangeschaft, perslucht aangelegd, de modernste hydraulische apparatuur besteld, nieuwste model watergekoelde zagen werden geïnstalleerd, boren, polijstschijven enz. enz. Bekker maakte er serieus werk van. Dat de loods geen ramen had was voor Melle geen probleem, zelfs wel een aardige bijkomstigheid. Maar dat zei hij er niet bij. Wel moest de verlichting minimaal aan de Arbo wet voldoen en er moesten voldoende looplampen op batterijen zijn. In het verleden was daar al eens gedoe over geweest. Melle wilde het ook naar zijn idee inrichten en verlangde het alleenrecht voor het gebruik van zijn tijdelijk hal. Voorlopig althans, want tegen de tijd dat de definitieve uitbreiding gerealiseerd is zou Melle ook makkelijk zijn werk kunnen inpassen bij de anderen. Als hij de boel goed ingericht had en werkbaar had gemaakt zouden er al wel een paar maanden verstreken zijn, zo was de afspraak, en wisten ze wat hen bij de daadwerkelijke uitbreiding te doen stond.

Ondertussen had Bekker de wereld al kond gedaan van de aanstelling van deze vakman, via hun website en de vakbladen, en grootse verwachtingen gewekt. Vakgenoten keken jaloers toe en prezen Bekker, met tegenzin, met zijn aanwinst. Een goede okkenklokker is immers zeldzaam. Voor Bekker in ieder geval de kers op zijn taart.

Het lastigste was nog het verkrijgen van het te bewerken graniet dat Melle, alvorens de arbeidsovereenkomst te tekenen, had geëist voor toetreding tot “de familie Bekker Natuursteen”. Niet zozeer als soort, maar in afmeting. Om zijn werk als okkenklokker goed uit de verf te laten komen had hij een massief blok graniet nodig van zo’n 20x20x20 meter, groter mocht ook wel maar zeker niet veel kleiner.

Bizar lijkt mij dat dan. Dit opschrijvende vermoed ik nu dat Bekker toen al een beetje de regie aan Melle kwijt raakte maar om eventuele misverstanden en gezichtsverlies te voorkomen liet hij toch zo’n blok graniet maken. Het was te groot voor transport en werd daarom in de loods samengesteld uit kleinere blokken van ongeveer 4x4x4 meter. Het uitvoeren van sterke en duurzame lijmverbindingen in natuursteen was immers ook één van Bekker’s specialiteiten en vele kleintjes maken één grote.

Tot enigszins Melle’s teleurstelling kwam het graniet niet uit Noorwegen, die dat niet in die maat konden leveren, maar uit een groeve in Italie. Helaas, dat was dan maar niet anders en Melle moest er genoegen mee nemen. Wetende dat hij eigenlijk al tot de bodem was uitonderhandeld met Bekker.

Dat was de laatste keer dat Bekker en zijn personeel de tijdelijke loods van binnen zagen.

Toen Melle dit ons allemaal vertelde ging er bij mij een lichtje branden. Ik kan mij nog vaag herrinneren dat Bekker een enorme partij grote graniet blokken op zijn erf had liggen. Toen dacht ik nog dat ze daar plaatmateriaal uit gingen zagen. Voor graven of zo. Ik heb dat verder niet meer gevolgd.

Lang verhaal kort. Melle ging aan de gang maar niemand wist eigenlijk wat hij nou aan het doen was. Het werk leek erg delicaat te zijn. En hij hield de kaken stijf op elkaar, alsmede de sleutel van de deur in zijn zak. Niemand mocht naar binnen, toegang was streng verboden, zelfs voor Bekker. Er gingen weken voorbij van zagen, boren, beitelen., slijpen en ontsnappende perslucht geluiden gelijk die van een oude stoommachine. De nieuwsgierigheid van wat daar binnen toch gebeurde werd steeds groter. Week in week uit ging het geboor en gehamer maar door. Het schrille hoogfrequent lawaai ging door merg en been en veroorzaakte rillingen op de rug. Zelfs de nachtrust van Bekker en zijn medewerkers werd op de proef gesteld, geplaagd door nachtmerries waarin de tandartsbeul met zijn gemene boortjes weerzinwekkende pijnen veroorzaakte. Na alweer zo’n droom, dat keer over Melle die met een klein maar scherp watergesmeerd circelzaagje zijn borstbeen zat door te zagen, waarna al zijn personeel het op een lopen zette, en Bekker door het hoog frequent gillende geluid van de circelzaag, of was het nu een boor, bezweet wakker schrok, was hij het helemaal zat.

Melle zit op zijn praatstoel, leeft helemaal op en wij luisteren ademloos toe. Diverse details kan ik uit mijn eigen herrinnering verifieren en worden herkenbaar. Hoe meer hij over Bekker verteld, hoe meer ik vat krijg op de situaties die ik toen nog niet begreep. Alhoewel de puzzel nog niet compleet is kan ik al wel steeds meer stukjes aan elkaar schuiven.

Melle gaat verder. Hij moest op het matje bij de baas komen. Bekker had er nu wel genoeg van en hij kreeg nog 4 weken respijt en dan zou hij met zijn werk naar buiten moeten komen. ‘Mijnheer Bekker’ vevolgde Melle ‘ik verzeker u dat ik u niet zal teleurstellen. U heeft mijn reputatie onderzocht en die is zo geweldig dat ik dat niet op het spel kan zetten. Ik verzeker u, mijnheer Bekker, dat u na, de onthulling van mijn werk, uw bedrijf ‘Bekker Natuursteen Loosdrecht’ en uzelf als directeur opnieuw op de kaart zal hebben gezet. Misschien zelfs wel wereldwijd’.

Bekker was verheugd en dat vooruitzicht had zijn ondernemersgeest ongetwijfeld al wat bezoedeld.

‘Ik vroeg hem toen ook om een 150 tons kraan te reserveren voor een bepaalde datum. Die ben ik even vergeten maar het was zo’n 5 weken nadat we elkaar gesproken hadden’ vervolgde Melle. Bekker begreep natuurlijk meteen dat zo’n groots gebeuren de aandacht moet krijgen die het verdiende. Hij nodigde al zijn vrienden en belangrijke zakenrelaties uit om op die dag aanwezig te zijn bij de onthulling van het werk van zijn okkenklokker. Als bestuurslid van de club van Regenboogzeilers stonden uiteraard ook de andere heren van het bestuur en de ereleden van de club op het lijstje. Onze Koningin Beatrix was gevraagd om de onthulling uit te voeren maar jammer genoeg paste dat op zo’n korte termijn niet meer in haar agenda. Haar persoonlijke gezant, waarvan de naam Melle ontschoten was, stelde voor om haar zoon en troonopvolger Wiilem Alexander naar voren te schuiven om het lintje door te knippen. Hij moest toch al langzamerhand wat publieke taken op zich gaan nemen. Dit was zo’n mooie gelegenheid.

Voor mijnheer Bekker was het een enorme eer dat de onthulling nu ook een Koninklijk tintje had gekregen. Hij droomde al van een lintje. De NOS had de exclusieve rechten voor een documentaire over Dekker en zijn okkenklokker verworven. Maartje van Weegen zou aanwezig zijn om verslag te doen. Het zou een feestdag gaan worden. Heel het Gooi zou op z’n kop staan. Niet geheel vrijwillig huurde hij de vaste clientele van (voormalig) Best End uit, voor de beveiliging van het evenement. Lee Towers werd geboekt. Niet alleen om zijn fabuleuze nummer You Never Walk Alone ten gehore te brengen maar ook om de grote 150 tons kraan te bedienen. In de finale zou hij dan nog het nummer ‘Massive Rock’ gaan zingen. Lee vond het geweldig en de uitnodiging was bepaald niet aan dovemansoren gericht. Hij wilde zelfs wel gratis komen. Om er maar bij te zijn.

Toen het eindelijk zo ver was, de tribunes waren gebouwd, de kraan in positie was gebracht en het lintje aan een ingenieuze constructie was verbonden, werd Bekker toch wel wat zenuwachtig. Hij had liever nog een generale repetitie gehad, maar Melle stond te glunderen en verzekerde hem dat alles goed zou gaan.

Op de grote dag, op het moment dat kroonprins Willem Alexander het lintje doorknipte, zorgde een ingenieus hydraulisch systeem ervoor dat alle splitpennen onder de 4 wanden van de loods werden weggetrokken, waarna deze heel gracieus, als in een slow-motion film, naar 4 kanten opzij vielen. Tegelijkertijd tilde Lee met zijn kraan het dak eraf. Het leek wel een googeltruc van Hans Klok, maar dit gebeurde dus echt. De genodigden juigden en klapten en keken in opperste verwondering naar de glanzende creatie van Melle de okkenklokker. Lee zette vanuit zijn kraan cabine het nummer Massive Rock in. De enorme massieve granieten kubus van 20x20x20 meter vertoonde zich in zijn volle glorie, door Melle met groot vakmanschap bewerkt tot een enorme onwerelds grote gaten kaas van gebakken lucht en graniet. Je kon er van alle kanten doorheen kijken. Grote gaten, kleine gaten, gangen, gleuven, nog meer gaten en andere openingen. Hoe langer je er naar keek hoe meer gaten je kon zien. De zon creerde de meest fantastische schaduw creaties. Het effect was op z’n zachts gezegd opvallend en tegelijk te bizar voor woorden. Alle gaten, gleuven en grotten waren inwendig niet alleen met elkaar verbonden maar ook nog eens minitieus gepolijst. Wat een ongelooflijk werk moet dat zijn geweest.

Wat een werk en wat een gaten, het werd een onvergetelijk schouwspel. Echter, de apotheose van het spektakel moest toen nog komen, want ondertussen had Melle met een sling de takel van de kraan aan de bovenkant van het blok en door één van de gaten bevestigd. Terwijl iedereen nog in extase was, en sommigen een flauwte nabij waren, gaf hij Lee Towers de opdracht om zijn gehele werk op te takelen en naar rechts tot boven het water te draaien. De zonnestralen werden door de gepolijste gaten in alle richtingen op een ongelooflijk indrukwekkende manier verspreid. Magisch was het. Met het draaien van de kraan ontstond een fenomenaal spel van schaduwen in alle richtingen, bijna tegen de natuurwetten in. Het spiegelende wateroppervlak, weerkaatste de verbogen zonnestralen in alle kleuren van de regenboog. Plotseling, wat niemand verwachte, of misschien wel hoopte, liet de takel het enorme granieten gatenkaas bouwsel los. Iemand schreeuwde het uit, even dreigde er paniek.

Terwijl Melle dit verteld krijgt hij een kwajongens achtige houding, haalde de pijp uit zijn mond en maakte daarmee een trekkende beweging. Hij had de sling aan de takel met een slipsteek vastgezet. Door aan dat touw te trekken donderde het hele ding naar beneden.

Ik kreeg daarbij ineens het beeld van die veiling, waar een werk van Banksy voor miljoenen van de hand ging om daarna, ten overstaan van alle aanwezigen, door een ingebouwde papiervernietiger verwoest te worden.

Het moet een soortgelijk schouwspel geweest zijn.

Ik zag ineens een geniaal man voor mij staan. Zo maar in het wild, hier op de kade van Bodø.

De gatenkaas van graniet viel pardoes in het water. Van de weeromstuit stopte Lee Towers met zingen. Hij schrok zich rot en verslikte zich zowat in zijn gouden microfoon.

Er ging een schokgolf door de genodigden, maar ook door het water als gevolg van de enorme plons dat het werkstuk van Melle veroorzaakte. Terwijl Willem Alexander hard moest terugrennen om zijn voeten droog te houden, waren de BHV’ers van het bedrijf bezig om Bekker te reanimeren (vruchteloos naar later zal blijken). Iedereen was geschrokken en vooral verbijsterd. Men had alleen nog maar oog voor de meer en meer opborrelende belletjes uit het water. Als een soort van kielzog, maar dan verticaal, gaven ze het spoor van het naar de bodem zinkend blok graniet aan. Ze stegen zelfs boven het wateroppervlak uit, ploften als een zeepbel weer uit elkaar en lieten daarbij een geluidje los. Er viel een doodse stilte. Lee T. in de kraan, denkend dat hij dat blok graniet had laten vallen, leek op dat moment wel dood te gaan en beet de microfoon doormidden.

De stilte werd verbroken door het geluid dat in die belletjes zat. Eerst heel zacht, dan harder, en harder, en nog harder totdat het een oorverdovend lawaaig concert werd van ……….

tja, hier stopte het verhaal van Olde Melle. Met zijn pijp nog in de hand was hij zowat gestikt in een poging om het na te doen.

Pas toen werd duidelijk wat het werk van de okkenklokker voor de wereld betekent ……………..

Lees verder ……….


Longyearbyen (2)

July 19, 2022

We zijn weer terug in Longyearbyen. Schoon schip maken, het geweer terugbrengen, inkopen doen voor het volgende traject richting Jan Mayen en Groenland en de “socials” bijwerken. Waaronder het zeilersforum. De eerdere “text only messages” via de Iridium sateliet kan ik dankzij het beschikbare Internet in Longyearbyen nu ook voorzien van foto’s.

Na 3 weken uit de bewoonde wereld te zijn geweest lijkt het wel, hoe gek dat ook klinkt, een beetje als thuiskomen.

Ik was er nog niet eerder aan toegekomen om iets over Longyearbyen te schrijven. Het ligt aan de Zuidwestelijk gelegen Adventfjorden en is het administratieve centrum en hoofdstad van Spitsbergen. Dit fjord is weer een zijtak van de Isfjorden, een grote en wijde fjord die zich in alle richtingen verder uitstrekt in kleinere fjorden. Dit hele fjordengebied bewaart Svalbard’s belangrijkste historische en culturele overblijfselen. De oudste resten van menselijke activiteit zijn afkomstig van de walvisjagers uit de 17e en 18e eeuw.

Mijnbouw en in het bijzonder de steenkolenwinning was de reden dat op de huidige locatie van Longyearbyen door de Arctic Coal Company of Boston  in 1906 een mijnbouwstadje werd gesticht. De Amerikaanse zakenman Longyear zag de commerciele mogelijkheden er van en had de intentie om na de succesvolle up-and-running faciliteit het bedrijf weer te verkopen. 10 jaar na de oprichting werd de gehel locatie overgenomen door de Store Norske Spitsbergen Kulkampini AS (SNSK). De Noren hebben zowel de producie van de mijn, de infra structuur en de huisvesting door de jaren heen belangrijk uitgebreid.

Al de 19e eeuw was sprake van enig tourisme. Vanaag de dag is dat, na het afbouwen van de mijnbouwactiviteiten, een belangrijke bron van inkomsten geworden. Belangrijke ontwikkelingen die het tourisme hebben bevorderd zijn de bouw van het vliegveld in 1975, de reorganisatie van de SNSK in het reisburau Spitsbergen Travel en de opening van het Svalbard Polar Hotel in 1995. De toersiten industrie is belangrijk geworden voor het in stand houden van een moderne stad en is de basis voor de vele winkels, hotels, restaurants, culturele activiteiten of het begeleiden van hikes, sightseeing tours en bezoeken aan de naburige gletsjers. Met hondensleeen, paarden, ski’s, snelle RIB’s, ferry boten of sneeuwscooters, alles staat de avontuurlijk ingestelde toerist ter beschikking.

Een andere economische pijler is het wetenschappelijk onderzoek. Het vliegveld, de haven en andere logistieke dienstverleningen hebben Longyearbyen aantrekkelijk gemaakt voor zowel Noorse wetenschappers als internationale onderzoek in de Arctic. De universiteit van Svalbard heeft voor haar internationale studenten vier opleidings- en onderzoek richtingen, Arctic Biology, Arctic Geology, Arctic Geophysics en Arctic Technology.

In lijn met de Svalbard Treaty wordt het wereld’s grootste commerciële download station voor sateliet data, bovenop de top van de Platåberget, te herkennen aan 31 grote witte antenne bollen, alleen gebruikt voor civiele doeleinden. Op een positie van 78 graden Noord dekt het alle 14 orbits dat een pool satteliet gedurende 24 uur maakt.

The Svalbard Treaty oftewel het Spitsbergenverdrag is een internationaal verdrag uit 1920.

Nadat de walvissen in de 17e en 18e eeuw waren uitgemoord verloren de landen hun interesse in Spitsbergen. De eilanden zelf gaan een nieuw jachtgebied vormen, nu voor jagers die zich vooral richten op rendieren en ijsberen. De jacht is vooral het terrein van eenlingen, vooral uit Noorwegen en Rusland, en heeft ook niet dezelfde dramatische gevolgen als de walvisjacht. De jagers opereren op eigen houtje en hebben weinig behoefte aan enige vorm van bestuur.

Aan het einde van de 19e eeuw groeit de interesse in de poolgebieden, dus ook in Spitsbergen. Dan blijkt al snel dat Spitsbergen rijke steenkoolvoorraden heeft. Deze ontdekking leidt al snel tot een bescheiden variant van “De Goudkoorts”. Landen en bedrijven claimen grote delen van Spitsbergen om daar mijnbouw te kunnen plegen. Het ontbreken van een effectief bestuur begint dan een probleem te worden.

Daarom wordt in 1920 door 9 landen, waaronder Nederland, het Spitsbergenverdrag ondertekend. Het toezicht op de naleving van dit verdrag wordt onder voorwaarden aan Noorwegen toegekend. Zo moet Noorwegen inwoners van de landen die het verdrag ondertekenden de vrijheid laten economisch actief te zijn op Spitsbergen en de omringende zeegebieden. De eilandengroep mag bovendien niet / beperkt gebruikt worden voor militaire doeleinden en Noorwegen mag maar beperkt belastingen heffen. Nadien hebben zich nog 30 andere landen bij het verdrag aangesloten.

Tot dusver oefenen alleen Noorwegen en Rusland daadwerkelijk hun recht uit.


Foto’s

July 19, 2022

De voorgaande postings die per sateliet ”text only message” waren verzonden zijn nu ook voorzien van de illustraties.